VWZ CP 14
bedoelenplay
Nora heeft een gesprek met haar begeleider. De begeleider praat over een werkrooster. Nora begrijpt dat woord niet. Ze vraagt: Wat bedoelt u met werkrooster?
Iets duidelijk zeggen, meer uitleg geven.
Ik bedoel.
Ik bedoelde.
Ik heb bedoeld.
begeleider, begeleidster, de
play
Jan is vrijwilliger in het buurthuis. Piet is zijn begeleider. Piet vertelt wat de taken van Jan zijn.
Iemand die vertelt wat je moet doen als vrijwilliger. Hij helpt bij problemen.
beginnen
play
Nora heeft een gesprek met de begeleider van de vrijwilligers. Ze gaat volgende week beginnen.
Starten met iets.
Ik begin.
Ik begon.
Ik ben begonnen.
eerder
play
Mijn werk begint om 9 uur. Maar ik kom altijd tien minuten eerder. Ik ben er om 8.50 uur.
vroeger, tegenovergestelde van later
hoofdpijn, de
play
Anna heeft hoofdpijn. Haar hoofd doet zeer.
Pijn in je hoofd.
Ik heb hoofdpijn.
Ik had hoofdpijn.
Ik heb hoofdpijn gehad.
kantine, de
play
Daniël werkt als vrijwilliger in de kantine van de sportclub. Hij bakt altijd veel patat.
Een goedkoop restaurant of café, bijvoorbeeld bij het werk of een sportclub.
klaar zijn
play
Ahmed is klaar met het schoonmaken van de stallen. Nu gaat hij de dieren voeren.
Het werk is af.
Ik ben klaar.
Ik was klaar.
Ik ben klaar geweest.
last hebben van
play
Ik heb last van rugpijn.
Je hebt een probleem.
Ik heb last van.
Ik had last van.
Ik heb last gehad van.
pauze, de
play
De vrijwilligers op de kinderboerderij hebben om half elf pauze. Ze gaan dan samen koffie drinken.
De tijd dat je even stopt met werken.
Ik heb pauze.
Ik had pauze.
Ik heb pauze gehad.
precies
play
Het werk van Ahmed begint om 9.00 uur. Hij is precies om 9.00 uur op zijn werk.
Niet ongeveer, maar exact.
reiskostenvergoeding, de
play
Nora gaat altijd met de bus naar haar vrijwilligerswerk. Het verzorgingshuis betaalt haar reiskosten. Ze krijgt een reiskostenvergoeding.
Reizen naar je werk met de tram of bus kost geld. Je krijgt het geld terugbetaald.
rooster, het
play
Sara leest op het rooster dat ze vandaag spelletjes doet met bejaarden.
Een schema met namen, werktijden en activiteiten. Er staat op wie wat wanneer doet.
rugpijn, de
play
Simon heeft zware dozen getild. Nu heeft hij rugpijn.
Pijn in de rug.
schoonmaken
play
De bejaarden zijn klaar met eten. Anna maakt de tafels schoon.
Zorgen dat iets niet meer vies is.
Ik maak schoon.
Ik maakte schoon.
Ik heb schoongemaakt.
stoppen
play
Pedro heeft 10 jaar gerookt. Nu rookt hij niet meer. Vorig jaar is hij gestopt met roken.
Iets niet meer doen.
Ik stop.
Ik stopte.
Ik ben gestopt.
tillen
play
Jan werkt in een winkel. Hij moet vaak dozen tillen.
Met je handen iets dragen.
Ik til.
Ik tilde.
Ik heb getild.
vakantie, de
play
In de zomer is het niet druk in het buurthuis. De vrijwilligers hebben dan één maand vakantie
De tijd dat je niet hoeft te werken.
vergoeding, de
play
Sara heeft een intakegesprek met haar begeleider. Ze vraagt: Krijg ik een vergoeding voor mijn reiskosten?
Je krijgt geld voor kosten die je maakt.
voedselbank, de
play
De voedselbank deelt elke maand eten uit aan wel honderd gezinnen.
Een organisatie die eten inzamelt. Ze geven het aan mensen die niet veel geld hebben.
vrije dag, de
play
Volgende week maandag ben ik jarig. Ik wil dan graag een vrije dag.
Een dag waarop je niet werkt.
werktijden, de
play
Mijn werktijden zijn maandag en vrijdag van 9.00 uur tot 13.00 uur.
De tijden dat je werkt.
ziek melden
play
Ama belt haar begeleider. Ze kan vandaag niet werken. Ze meldt zich ziek.
Zeggen dat je ziek bent.
Ik meld me ziek. Ik meldde me ziek. Ik heb me ziek gemeld.
zware dingen
play
Kratten met flessen cola zijn zware dingen. Een doos met zakken chips is erg licht.
Dingen met een groot gewicht.
0 ความคิดเห็น:
แสดงความคิดเห็น