MP CP 11
aanzettenDe kopjes staan al in de vaatwasser Wil je de vaatwasser aanzetten?
Op de aanknop van een apparaat drukken.
Ik zet aan.
Ik zette aan.
Ik heb aangezet.
afdrogen
Wil jij helpen met de afwas? Wil jij dan afdrogen?
Borden en kopjes met een doek droog maken.
Ik droog af.
Ik droogde af.
Ik heb afgedroogd.
afsluiten
Het is 11 uur. Alle mensen zijn naar huis. Pedro sluit het buurthuis af.
Je gaat weg. Je doet de deur op slot.
Ik sluit af.
Ik sloot af.
Ik heb afgesloten.
afspoelen
Pedro doet de afwas met zijn collega Erkan. Pedro wast af en spoelt af. Erkan droogt af.
Water over de afwas laten lopen. Het sop gaat dan weg.
Ik spoel af.
Ik spoelde af.
Ik heb afgespoeld.
alarm, het
Pedro sluit 's avonds het buurthuis af. Hij zet het alarm aan.
Iemand probeert een gebouw zonder sleutel binnen te komen. Je hoort dan een hard geluid.
bacterie, de
Vlees moet meteen in de koeling. Anders komen er te veel bacteriën in.
Een klein beestje in het lichaam of in het eten. Het kan mensen ziek maken.
begeleiden
play
Pedro werkt al lang in het buurthuis. Hij begeleidt de nieuwe vrijwilliger.
Iemand helpen bij het werk. Iemand vertellen wat hij moet doen en hoe.
Ik begeleid.
Ik begeleidde.
Ik heb begeleid.
besmettelijk
play
Een verkoudheid is heel besmettelijk. Je moet dan vaker de handen wassen.
Een ziekte kan besmettelijk zijn. Als iemand in uw buurt de ziekte heeft kunt u het ook makkelijk krijgen.
boodschap, de
play
Sara is ziek. Ze belt haar collega Anna. Anna zegt: ik zal de boodschap aan de begeleider doorgeven.
Een bericht.
brand, de
play
Er is brand in het huis. Er komt vuur uit het dak.
Er is vuur.
brandblusapparaat, het
play
Elk groot gebouw, zoals een school of buurthuis, moet een brandblusapparaat in huis hebben.
Een apparaat om vuur uit te maken.
brandslang, de
play
De brandslang hangt vlak bij de ingang van de school. Bij brand kun je hem snel pakken.
Een slang waar water uitkomt. Je kunt er het vuur mee uitmaken.
briefje, het
play
Op het briefje naast de telefoon staat het telefoonnummer van mevrouw Dijk. Wil je haar even terugbellen?
Een klein papiertje met een berichtje er op.
broodjes smeren
play
De bejaarden eten brood om 12.00 uur. Fatima begint om 11.00 uur met smeren van de broodjes.
Boter en beleg, bijvoorbeeld kaas, op de broodjes doen.
Ik smeer broodjes.
Ik smeerde broodjes.
Ik heb broodjes gesmeerd.
code, de
play
Pedro typt de code van het alarm in. Daarna sluit hij het buurthuis af.
Nummers om te typen. Een ander mag de nummers niet weten.
collega, de
play
Sara en Anna zijn collega's. Ze werken allebei als vrijwilliger in het verzorgingshuis.
Iemand waarmee je samenwerkt op het (vrijwilligers)werk.
dichtdoen
play
Het is koud buiten. Wil je de deur achter je dichtdoen?
Het tegengestelde van opendoen.
Ik doe dicht.
Ik deed dicht.
Ik heb dicht gedaan.
doorgeven
play
Ik heb een afspraak. Ik kom vandaag iets later. Kun je dat aan de begeleider doorgeven?
Aan iemand anders vertellen.
Ik geef door.
Ik gaf door.
Ik heb doorgegeven.
droogmaken
play
Na het wassen van je handen moet je ze goed droog maken.
Het water weghalen.
Ik maak droog.
Ik maakte droog.
Ik heb drooggemaakt.
eetzaal, de
play
Om 12.00 uur gaan alle bejaarden naar de eetzaal voor hun lunch.
De kamer waar mensen eten.
gastvrouw, de
play
Een verzorgingshuis heeft vaak een gastvrouw. Ze vertelt de bezoekers waar ze naar toe moeten.
Een vrouw die gasten welkom heet en begeleidt.
gevaarlijke stof, de
play
Veel schoonmaakspullen zijn gevaarlijke stoffen. Ze staan in een speciale kast. Er mag geen vuur bij komen.
Met een gevaarlijk stof moet je oppassen. Er kan iets ergs mee gebeuren.
giftige stof, de
play
Giftige stoffen staan op een hoge plek. Kinderen kunnen er dan niet bij.
Een giftige stof is gevaarlijk voor mensen. Je kunt er ziek van worden.
gisteren
play
Vandaag is het woensdag. Gisteren was het dus dinsdag.
De dag voor vandaag.
handen wassen
play
Na een bezoek aan de wc was je altijd je handen.
Handen schoonmaken met water en zeep.
hekje, het
play
Druk eerst de code van het alarm. Sluit af met een hekje.
Een teken op de telefoon.
hygiene, de
play
In de keuken moet je goed op de hygiëne letten. Gebruik schone messen en snijplanken.
Het schoonhouden van je lichaam en de omgeving. Dan wordt je niet ziek.
inruimen
play
De begeleider vraagt aan Sara: Wil jij de vaatwasser even inruimen en dan aanzetten?
Spullen in de vaatwasser zetten.
Ik ruim in.
Ik ruimde in.
Ik heb ingeruimd.
instellen
play
Het buurthuis heeft een nieuwe vaatwasser besteld. Erkan stelt de vaatwasser in.
Klaarmaken voor gebruik. Dat doe je als je een apparaat voor het eerst gebruikt.
Ik stel in.
Ik stelde in.
Ik heb ingesteld.
instructie, de
play
Erkan stelt de nieuwe vaatwasser in. Hij leest eerst de instructie.
Je leest of hoort hoe je iets moet doen.
intoetsen
play
Erkan zet het alarm aan. Hij toetst een code in.
Op knopjes drukken.
Ik toets in.
Ik toetste in.
Ik heb ingetoetst.
inzepen
play
Maak eerst uw handen nat. Zeep uw handen in. Spoel ze goed af. Droog ze af.
Ergens zeep op doen.
Ik zeep in.
Ik zeepte in.
Ik heb ingezeept.
kantine, de
play
Daniël werkt als vrijwilliger in de kantine van de sportclub. Hij bakt altijd veel patat.
Een goedkoop restaurant of café, bijvoorbeeld bij het werk of een sportclub.
kapot
play
De printer is kapot. Ik koop een nieuwe.
Hetzelfde als stuk. Het is niet meer goed.
kassa, de
play
Anja betaalt de boodschappen bij de kassa.
Een apparaat in een winkel of restaurant waar geld in zit. Er staat ook op hoeveel je moet betalen.
klusje, het
play
De begeleider heeft een klusje voor Piet: Hij repareert het slot van de deur.
Een kleine taak.
koffiezetten
play
Elke avond zet Ahmed koffie in het buurthuis. Hij maakt een kan van tien liter.
Koffie maken.
Ik zet koffie.
Ik zette koffie.
Ik heb koffie gezet.
kraan, de
play
Ik vul een kan met water. Daarna draai ik de kraan dicht.
Een ding waar water uit komt.
kwast, de
play
Nassar verft de kippenhokken. Hij heeft een kwast in zijn hand.
Een ding met haren waarmee je kunt verven.
leegruimen
play
De vaatwasser is klaar. Maja ruimt de vaatwasser leeg.
De vaat uit de vaatwasser halen.
Ik ruim leeg.
Ik ruimde leeg.
Ik heb leeggeruimd.
morgen
play
Vandaag is het donderdag. Morgen is het dus vrijdag.
De dag na vandaag.
muis, de
play
Er zit een muis in de keuken. Hij eet een stukje brood.
Een klein grijs dier met een lange dunne staart.
nat
play
Pas op de vloer is glad. De vloer is nog nat van het schoonmaken.
Niet droog.
natmaken
play
Nasser maakt de vloer schoon. Hij begint met het natmaken van de vloer.
Water gebruiken.
Ik maak nat.
Ik maakte nat.
Ik heb natgemaakt.
noodtelefoon, de
play
Er is brand in het verzorgingshuis. Gebruik de noodtelefoon!
De telefoon die je gebruikt in moeilijke situaties.
nooduitgang, de
play
Elk groot gebouw moet een nooduitgang hebben. Bij brand kun je dan snel en veilig naar buiten.
De uitgang die je alleen mag gebruiken in situaties van gevaar.
ophangen
play
Piet hangt een poster aan de muur.
Iets aan de muur vastmaken.
Ik hang op.
Ik hing op.
Ik heb opgehangen.
opletten
play
Bij een natte vloer moet je oppassen. Je valt gemakkelijk.
Oppassen. Goed kijken.
Ik let op.
Ik lette op.
Ik heb opgelet.
oplossen
play
We hebben een probleem. De vaatwasser doet het niet. Hoe kunnen we dat oplossen?
Het antwoord vinden op een probleem.
Ik los op.
Ik loste op.
Ik heb opgelost.
oplossing, de
play
Ik heb de oplossing: We vieren het feest een week later. Dan hebben we genoeg vrijwilligers om te helpen.
Het antwoord op een probleem.
opruimen
play
Er ligt veel troep op de tafels: kranten, kopjes en schoonmaakspullen. Wie wil het even opruimen?
Spullen op een vaste of handige plek neerleggen.
Ik ruim op.
Ik ruimde op.
Ik heb opgeruimd.
overleggen
play
In de vergadering gaan we overleggen over de werktijden.
Iets bespreken met andere mensen.
Ik overleg.
Ik overlegde.
Ik heb overlegd.
postvakje, het
play
In het buurthuis hebben de vrijwilligers een eigen postvakje. Sara pakt de agenda voor vergadering uit haar postvakje.
Een lade waar de post in ligt.
probleem, het
play
Ik heb een probleem: volgende maand word ik geopereerd. Ik kan dan een tijd niet werken.
Een moeilijke vraag of situatie.
roken
play
Binnen in het verzorgingshuis mag niet gerookt worden.
Sigaretten gebruiken.
Ik rook.
Ik rookte.
Ik heb gerookt.
schoonmaakmiddel, het
play
Voor het schoonmaken van de wc gebruik je een ander schoonmaakmiddel dan voor het schoonmaken van de keuken.
Water met een soort van zeep erin. Je gebruikt het om schoon te maken.
schoonmaken
play
De vloer is vies. Erkan maakt vandaag de vloer van de kantine schoon.
Zorgen dat iets niet meer vies is.
Ik maak schoon.
Ik maakte schoon.
Ik heb schoongemaakt.
stekker, de
play
Simon vergeet de stekker in het stopcontact te doen. Natuurlijk doet de radio het dan niet.
Het ding aan het eind van een electrische draad. Je stopt het in het stopcontact.
stopcontact, het
play
De stekker zit niet in het stopcontact. Daarom doet de lamp het niet.
Een ding in de muur met twee gaatjes. Er kan stroom uitkomen.
taak, de
play
Het is als vrijwilliger mijn taak om de hokken schoon te maken.
Het werk dat je moet doen.
terpentine, de
play
De handen van Piet zitten vol verf. Hij gebruikt terpentine om ze schoon te maken.
Een gevaarlijke stof. Je gebruikt het bij het verven.
terras, het
play
In de zomer zit het terras voor het café vol.
Een ruimte voor een restaurant of huis. Je kunt er zitten en wat eten of drinken.
troep, de
play
In de hal van het buurthuis staan veel dozen en vuilniszakken. Die troep moet opgeruimd worden.
De rommel of de rotzooi.
uitdoen
play
Niemand kijkt meer naar de tv. Wil je hem uitdoen?
Op de uitknop drukken.
Ik doe uit.
Ik deed uit.
Ik heb uitgedaan.
uitleggen
play
Kun je mij uitleggen wat ik vandaag precies moet doen?
Vertellen wat iets is. Een ander begrijpt het zo beter.
Ik leg uit.
Ik legde uit.
Ik heb uitgelegd.
vaatdoekje, het
play
Neem elke dag een schoon vaatdoekje. Dat is hygiënischer.
Een doekje. Je gebruikt het in de keuken.
vaatwasser, de
play
De vaatwasser staat helemaal vol met kopjes. Ik zet hem aan.
Een afwasmachine.
vaatwastablet, het
play
Doe eerst een vaatwastablet in de machine. Zet hem daarna aan.
Een speciaal zeepje vooer de vaatwasser.
vandaag
play
Vandaag is het zondag. Het is een vrije dag.
Op deze dag.
veilig
play
Werk je met electriciteit? Werk dan altijd veilig. Zet de stroom uit.
Zonder gevaar.
verboden, verbieden
play
Het is verboden om binnen te roken.
Het mag niet.
Ik verbied.
Ik verbood.
Ik heb verboden.
verven
play
Piet verft de hokken op de kinderboerderij.
Met verf een kleur geven.
Ik verf.
Ik verfde.
Ik heb geverfd.
verzorgingshuis, het
play
Mijn zieke oude buurman woont nu in een verzorgingshuis.
Een huis waar oude mensen wonen. Ze kunnen niet meer goed voor zichzelf zorgen.
vies
play
De keuken is erg vies. We gaan hem goed schoonmaken.
Niet schoon.
voedselbank, de
play
De voedselbank deelt elke maand eten uit aan wel honderd gezinnen.
Een organisatie die etenswaren inzamelt. Ze geven het aan mensen die niet veel geld hebben.
vrijwilliger, de
play
Sara werkt één dag als vrijwilliger in het verzorgingshuis.
Iemand die werkt. Je krijgt daarvoor geen salaris.
waarschuwen
play
Ik waarschuw de oude man. De vloer is nat. Het kan glad zijn.
Zeggen dat er een gevaarlijke situatie kan ontstaan.
Ik waarschuw.
Ik waarschuwde.
Ik heb gewaarschuwd.
wegwerpdoekje, het
play
Het is hygiënisch om een wegwerpdoekje te gebruiken voor het schoonmaken van de wc.
Een doekje dat je maar één keer gebruikt.
werkdag, de
play
Zondag is voor de meeste mensen geen werkdag.
De dag dat je werkt.
werkzaamheden, de
play
De nieuwe vrijwilliger vraagt: Wat zijn mijn werkzaamheden in het buurthuis?
De taken die je op het werk hebt.
0 ความคิดเห็น:
แสดงความคิดเห็น